BTW berekenen

BTW is een afkorting van Belasting toegevoegde waarde. In Nederland zien we deze term vaak voorbij komen omdat we op een heleboel producten BTW berekenen. Ook zie je bij Schiphol, en een aantal andere plekken, dat er BTW-vrij gewinkeld kan worden. Dat houdt in dat de belasting niet toegevoegd wordt en de producten in wezen dus goedkoper zijn. Er zijn een aantal verschillende categorieën BTW die berekend kunnen worden op een product.

BTW

BTW is in Nederland verplicht voor een verkoper om te berekenen. Dit is namelijk het bedrag wat hij vervolgens weer moet afdragen aan de Belastingdienst. Dit is uiteindelijk dus een vorm van inkomsten voor de Nederlandse overheid. Er zijn verschillende categorieën van percentages qua BTW berekeningen. Zo hebben voedingsmiddelen een ander percentage aan BTW wat berekend wordt dan andere producten. Vroeger was er omzetbelasting, maar sinds 1969 bestaat de wet van BTW in Nederland. Dat heeft ook te maken met de Europese wetgeving. Via de Europese Unie is namelijk vastgelegd dat landen een BTW moeten rekenen over bepaalde producten en deze af moeten dragen aan de Belastingdienst.

BTW berekenen

Wanneer we de BTW gaan berekenen gaan we dus kijken naar een percentage wat bij een product wordt opgeteld. Allereerst kijken we naar de verschillende categorieën. Het bekendste en mees voorkomende tarief is het algemene tarief van 21%. Dit zien we bijvoorbeeld terug wanneer we een magnetron of broek kopen. Hierna volgt het tarief van 9%. Dit percentage is vooral voorkomend bij levensmiddelen. Eten, drinken, maar ook geneesmiddelen vallen onder deze categorie. Als derde hebben we de 0% categorie. Deze passen we bijvoorbeeld toe bij export. Er wordt dan geen BTW berekend, maar deze kan wel fiscaal benut worden. Als laatste hebben we nog een vrijgestelde categorie. Bij deze categorie wordt dus geen BTW berekend. We hebben het dan over onderwijsdiensten en TV en radio diensten.

We gaan van de twee categorieën waar BTW over berekend wordt een berekening maken. Allereerst de meest voorkomende categorie van 21%. Wanneer je in de winkel een broek ziet van 90 euro dan heb je daar dus de BTW vaak al bij in. In sommige gevallen is het zo dat de BTW er nog bij berekend moet worden. We gaan er bij deze vanuit dat de BTW er nog niet bij in zit. De som is dus 90 euro – 21 procent. 90 euro is 100 procent dus dat delen we door 100 om op 1 procent te komen. Dat is 90 cent. Vervolgens doen we 90 cent vermenigvuldigen met 21. Dat is 18,90 euro. Als laatste haal je dus de 18,90 euro van de 90 af en komen we uit op 71,10 euro.

Bij een voedingsmiddel ligt het anders. De BTW is dan 9 procent. We gaan uit van een voedingsmiddel van 10 euro. 9 procent van 10 euro is 90 eurocent. 21 procent van 10 euro is 2,10 euro. BTW vrij komt het voedingsmiddel dan dus op 7,90 euro.